Ik ben Casper (voorheen Bami); een trotse, vierjarige witte ex-kater met een neus voor avontuur en liefde voor luxe. Mijn grote reis begon toen mijn eerste butlers me naar Stichting Zwerfdier brachten. Prima logeeradres hoor, maar een jonge God zoals ik verdient natuurlijk een eigen stek. Op een dag werd ik opgehaald door zij-die-voert, en begon een nieuwe aflevering van Prins zoekt Paleis.
Binnen blijven om te wennen was even doorbijten, maar zowel de accommodatie als de culinaire versnaperingen zijn hier van vijfsterren-kwaliteit. Rauwvoer! Sappig en goddelijk, alsof muisjes over mijn tong dansen. Na een tijdje kreeg ik ook toestemming om de buitenwereld te betreden, zij het aan een tuigje. Samen verkenden we de buurt: een groen park met tientallen houten huisjes, nauwelijks verkeer en prachtige slootjes vol eendjes. Interessant spul! Uiteindelijk kreeg ik een (veilige) halsband met tracker, zodat zij-die-voert niet meer mee hoefde, maar me wél kan volgen. Met zo’n gadget om voel ik me als James Bond op missie: maar dan wel een 007 op vier pootjes en met een zwiepstaart.
Mijn eerste vaste pitstop werd het huis van de zwarte oma-poes Noes en haar butlers, een paar huizen verderop. Ze hebben net zo’n kattenluik als bij mijn nieuwe thuis en bij Stichting Zwerfdier. Dus voelde het heel normaal om daar ook binnen te buurten. Helaas werd ik na een tijdje verbannen. Vermoedelijk omdat ik Noes' maaltijden iets te enthousiast 'deelde'. Nu loer ik soms nog verlangend naar binnen, maar laat me door het luikje heen wegmeppen, heerlijk zo’n pittige, oude tante.
Inmiddels ken ik de buurt als mijn eigen roze teenboontjes. Neem de plaatselijke bully Boelie – ja, echt, hij heet Boelie. Een gespierde tijgerkat met wie ik regelmatig spar: wie mept het hardst, wie gromt en krijst het meest indrukwekkend, wie sprint het snelst en, het allerbelangrijkste, wie charmeert Mientje, de prachtige lapjespoes van verderop? Ik ben geneigd te denken dat mijn spierwitte pels behoorlijk welgevallig is bij de poezels...
Tukken doe ik ’s nachts uiteraard op het zachte bed van zij-die-voert. Eerst masseer ik haar benen (ik ben de moeilijkste niet), dan vlij ik me daartegen en zet mijn tevreden spinmotor aan. Ben ik overdag binnen, dan wissel ik strategisch af tussen mijn grote zachte mand, de bank en mijn vensterbanken – de perfecte podia om pimpelmeesjes en eksters te bespieden. ‘Kkekekkek,’ roep ik dan uitdagend. Zo dichtbij, maar toch zo onbereikbaar!
Helaas is niet alles paradijselijk. Ondanks goede zorgen en wat doktersbezoekjes bleef ik hoesten en raakte vaak erg benauwd. Op een ochtend kreeg ik zo’n heftige aanval dat zij-die-voert-en-kriebelt me in paniek naar de dierenarts bracht. De dierenarts onderzocht me grondig, de röntgenfoto vertelde dat mijn longen vol vocht zaten en er werd zelfs een stukje van mijn vorstelijke vacht weggeschoren voor een echo. De diagnose? HCM – hypertrofische cardiomyopathie. Mijn hartspier wordt steeds dikker. Zeker niet ideaal om lang en krachtig te blijven kloppen, gelukkig helpt de medicatie me redelijk goed.
Na van de eerste schrik te zijn bekomen, besloot zij-die-voert-en-kriebelt me toch lekker vrij te laten. In mijn eerste huis werd dat verboden en daarvan werd ik… laten we zeggen, niet mijn meest charmante zelf. Ik beet, viel uit en miste de buitenlucht, het struinen, het spelen en contact met andere dieren en mensen. Nu mag ik mijn avonturen voortzetten. Zo ontdekte ik laatst bijvoorbeeld het materialenopslag-terrein van het naburige bouwbedrijf. Wat een speeltuin! Maar daar rijden ook heftrucks en zelfs ik moet toegeven dat die engerds best indrukwekkend zijn. Tegenwoordig ga ik daar minder vaak heen, maar ik maak er wel gebruik van een gemeenschappelijke katten-zandbak, een geniale vondst om uitgebreid wild in te plassen!
Kortom, ik ben een tevreden prins. Met vrijheid, veel liefde, dagelijks onder meer mijn rauwe voer-mix en wat hartmedicatie blijf ik hopelijk nog lang spinnen, als een perfect afgestelde motor.